Verbod op nieuwe gebouwen in de buurt van het observatorium

[pagina 1]

2e Bureau. 
N° 1206/1456
E. 381/456
Observatorium te Brussel
2 bijl.[agen]
1.    Plan
2.    Cop. Van den brief van de hr QUETELET d[e] d[ato] 25 january
Exp. D° par M[onsieu]r CUYLEN lui-meme

Brussel, den 29 maart 1828

Wij hebben de eer gehad te ontvangen u ed[ele] groot achtb[are] minute van den 11en der loopende maand K S2 en wij bedanken hier voor de informatien welke zij ons daar bij ten aanzien van het in constructie zijnde observatorium, wel hebben willen geven.
U Ed[el] groot achtb[are] ons verzekerende dat zij nooit hunne toestemming zullen geven aan voor het daar stellen, in de nabijheid van het observatorium van een buskruid magazijn of fabriek zoo blijft ons niets meer overig dan u ed[ele] groot achtb[are] op te geven de localiteiten alwaar het van belang is de constructie te beletten op eenen meerderen of minderen afstand van gebouwen constructie te geletten. Welke door het enger maken van den horizont of door het afsnijden van de middaglijn de werkzaamheden der sterrekundigen zouden kunnen verhinderen. 
Te dien einde zullen u Ed[ele] groot achtb[are] hier nevens vinden een plan sub n°1 aanduidende 1 de dinatie van de middaglijn waar in het aanbelangt dat het gezicht punt niet worde afgebrokken.
Wij der hebben daarbij aangewezen de lengte en breedte van den grond die men behoort onbebouwd te laten bij middel van eene straat van 15 ellen breedt, op eene uitgerektheid van 150 ellen.
De heer QUETELET heeft ons ten dezen verklaart dat bij aldien dit deel grond niet wierd vrijgehouden, het hem mitalleen zoude onmogelijk worden om het vizier voor

[pagina 2]

de rectificatie der werktuigen te plaatsten maar dat ook de naspeuring van den loop der lagen sterren (astris inferieus) bijna geheel ondoenlijk zou worden een zwaar gebrek dat bij geene bekende observatoriums exteert.
Uit het vorenstaande volgt dat het volstrekt noodig is alle hoegenaamde constructien in de bedoelde strekking te beletten te trachten te vermijden het zijn mits de aankoop van den grond voor rekening van de staat aantekoopen, hetzij mits te bepalen dat er niet zal mogen gebouwd worden dan voor zoo veel men de straal in het plan n°1 aangewezen zal daarstellen ten einde de bedoelde middaglijn onafgebroken blijve.
Om dit doelwit te kunnen bereiken komen wij U Ed[ele] Groot Achtb[are] de kwestie voorleggen of zij niet even als te Brussel geschied het plaatselijke bestuur zouden kunnen uitnoodigen om die voor bouwingen bestemde gronden en in het plan aangewezene gronden niet te laten verdeelen dan overeenkomstig de indicatien welke dit plan aanwijst dat of beter gezegd mits de straal van 15 ellen breedte te maken?
Voorts voege wij hier nevens behelsd het plan sub N°2 behelzende voornemen 1° een extrait uit de schets van de op den 23en november 1822 door onze administratie verkochte gronden, buiten de Lovensche poort. De inhoud van dit extrait wordt ingelijks vermeld in het bijliggende plan het n°1 Dit 2e extract wordt eigentlijk hierbij gevoegd daarin begrepen tot ondersteuning van het de

[pagina 3]

door de heeren REGHEM, DE KEYSER en DES FOSSER gedane verzoeken om te mogen bouwen (met afwijking aan de conditien bij de acte van den 23en november 1822 bepaald op de lijn AB in plaats van op die CDE of in andere termen om gelijk met de straal te mogen bouwen, en vervolgens de hovingen en traliewerken welke zij naar aanleiding der voorwaarden van de acte voormeld voor de door hen te bouwen huisen ter voors[eide] lijn CDE zouden moeten daar stellen te mogen supprimeren.

Alsnog zullen inde poort behelsd het hier nevens gaande plan onder het tit[el] A inbegrepen het voorbeeld eenen ledigen grond waar op het aanbelangt niet tegen de straat te laten bouwen gelijk ten aanzien van het plan n°2 voorzeid extract om redenen als in den hier bij koppelijk gaanden brief van den heer astronome QUETELET d[e] d[ato] 25 janary u wordt aangevoerd.
In het belang van het observatorium zouden u Ed[ele] groot acht[bare] de plaatselijke overheid van st. Joos ten Noode kunnen aanschrijven 1° van geen constructien te gedoogen dan op h de in het hier nevensgaande pl algemeene plan aangewezen lijn sub. Lits. HC. In 2° van de eigenaars der gronden A te verplichten tot het verlengen of uitstrekken der lijn reeks pilasters en sluitwerken met hovingen achter de zelve ten einde een volledige regelmatigheid in de bouwkunde deze straal te behouden. 
Van onze zijde zouden wij, ten einde dit concept volledig te kunnen maken, de heren REGHEM en consors de verplichting opleggen

[pagina 4]

van zich na de conditien der akte van den 23 november 1822 te gedragen dat is te zegen: van op de lijn AB traliewerken werken te maken en achter deze sluitingen hovingen te maken behoudens aan het plaatselijke bestuur van st. Joos ten Noode van hun verplichtingen op te leggen om op de nieuwe lijn litt. H.C. in plaats van op dei CDE te bouwen;
Langs deze weg zouden alle de hinderpalen voor de heer astronoom QUETELET bedacht is, worden te keergegaan en uit den weg geruimd 

Burgemeester en schepenen

P.S. Deze brief was in handen toen wij de minute vanden heere Gouverneur d[e] d[ato] 25en der loopende maand, k S3 ons is toegekomen waar op welke wij volkomen antwoorde.

Date: 
Samedi, 29 mars, 1828 - 00:00
Écrit par: 
Louis de Wellens van ten Meulenberg, Burgemeester van Brussel
Adressé à: 
Gedeputeerde Staten van Zuid Braband
Image: