Pagina [1]
[nieuwere notatie in potlood] 010
Brussel 7 December 1826
Den Heere Prof Quetelet deze
Wel Edel Gestrenge Heer !
In de Bijdragen tot de natuurkundige wetenschappen, verzameld door de Heren VAN HALL, VROLIK en MULDER, vind ik in N° IV van het eerste deel, Onder wetenschappelijke berigten (bladz. 230) de vraag geoppend : of eene jaarlijksche vereniging der verschillende natuuronderzoekers uit onze Noordelijke en Zuidelijke provinciën, ook niet onder de wenschelijke inrigtingen zouden behooren. Dit denkbeeld is mij van genoegzaam belang voorgekomen, om er uwe aandacht op te vestigen, zou het [Edel Gestrenge] opmerkzaamheid nog niet tot zich mogt getrokken hebben. Ik geef uw [Edel Gestrenge] tivens in bedenking, of gemeld artikel niet aanleiding zou kunnen geven, om in de Correspondance mathématique et physique, voor [?] zoo wil de zuidelijke gelanden betreft, op die vraag toestemmente antwoorden, en aldus eene bevestiging tot stand te helpen brengen, welke in meer dan één opzigt van weldagige gevolgen zouden kunnen zijn.
Ontvang bij deze de verzekering mijner bestendige achting.
[handtekening] Van Ewijck
[pagina 2 = omslag]
Monsieur
Monsieur Quetelet
Professeur