- Nederlands
- English
- Français
[pagina 1]
N°4
Wij Willem, bij de gratie gods Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot hertog van Luxemburg enz., enz., enz.
Op het rapport van onzen minister van Binnenlandsche Zaken van 20 februarij l[aatst]l[eden] N° 76 houdende kennis geving dat boven & behalve de f. 20.000 bij ons belsuit van den 6 junij 1826 N°107 vermeld nog een bedrag van f. 40.000 tot voltooying van den opbouw van het observatorium te Brussel zal worden vereischt.
Gelet op het advies van onze Minister van financien van den 4en deze N°39/266 hebben goedgevonden verstaan alsnog eene som van veertigduizend guldens f. 40.000 boven die van f. 20.000 bij ons voors[eide] besluit vermeld voorden verderen opbouw van het observatorium te Brussel aan te wijten en wel;
Twintig suizend gulden f. 20.000 op de 2% der stedelijke inkomsten van Brussel ter beschikking staande van het algemeen bestuur en zulk voor de helft op het jaar 1829 en voor de wederhelft op het jaar 1830 en 2° twintigduizend gulden f. 20.000 bij wege van voorschot op het millioen gulden voor onvoorziene uitgaven
[pagina 2]
bij de wet van 27 december 1828 staatsblad N°87 over den jare 1829 ter onze beschikking gesteld en zulke om door de zorg van het Stedelijk bestuur te worden teruggegeven in vijf jaarlijksche termijnen van vier duizend guldens f. 4.000 ieder in de jaren 1830 tot en met 1834.
En zijn onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Financien belast met de uitvoering dezer waar van een afschrift zal worden gezonden aan de algemeene rekenkamer tot informatie en narigt.
Brussel 9 maart 1829
Willen
Van wege den Koning
Z.D. De Meij van Streefkerk accordeert met deszelfs origineel
De griffier ter Staats secretarie
D’Hannecourt
Voor eensluidend afschrift
De Secretaris generaal
Bij het ministerie van Binnenlandsche Zaken
H. Adama van Scheltema
Voor Eensluidend afschrift
De Griffier der Staten