[moderne notatie] 027
Ministerie van Binnenlandse Zaken
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
N° 31
‘s Gravenhage den 16 November 1829
Aan den Heer A. Quetelet
Directeur van het Observatorium te Brussel
De declaratien, die mij door U gezonden zijn, bij Uwen brief van 9 dezer zijn uw geheel voldoende.
Ik zal tot derzelven betaling het noodige verrigten, en zulllen aan U, na verloop van eenige weken de daar voor optenemen ordonancien geworden.
Nopens de rekening van JONES welke hierbij teruggaat, moet ik doen opmerken dat in uwen brief gezegd wordt, dat de som van F 78 door den Heer YOUNG in zijn leven bepaald is, terwijl ik in de brief van den Heer SCHUMACKER welke mede hierbij terug gaat, leze, dat de prijs door den Heer YOUNG gesteld is op F 74, en dat niet meer dan laatst gemelde somme behoort te worden voldaan. Ik verzoek U mij onder terugzending der rekening die tegenstrijdigheid op te lossen
[page 2]
zullende ik daarna de voldoening der rekening te Londen laten bewerkstelligen.
Ten opzigte van het doen vervaardigen van meerdere instrumenten door KESSELS moet ik U in de eerste plaats verzoeken mij wat nader met gemelden KESSELS bekend te maken als zijnde hij mij geheel onbekend.
Ten anderen zijn er in reeds twee pendulums voor het observatorium vervaardigd, een bij KNEBEL [Frederik] te Amsterdam en een bij JONES te Londen.
Zijn deze twee nu niet voldoende en waarvoor behoeft er een derde aangeschaft te worden. Eindelijk wacht ik eerstdaags uit de Middellandsche zee terug de Chronometer welkde door U in 1826 te London is aangekocht voor de wetenschappelijke reizen van de Heer LIMBERT [?]. Wanneer dit instrument terug zal zijn, zal ik het aan U doen toekomen en verzoek ik U te mij melden of daardoor niet op eene voldoende wijze in Uwe behoefte aan dusdanig werktuig zal zijn voorzien.
De administrateur voor Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
[ondertekend] D.J. Van Ewyck